DE THURINGER
EEN KONIJN MET EEN IMPOSANTE BOUW EN PRACHTIGE KLEUR

De fokker van het Thüringer konijn, Gärtner, is in 1841 in de provincie Thüringen geboren. Hij hield zich in zijn jonge jaren al met het fokken van konijnen bezig. Hoewel hij voor zijn toenmalige nieuwe creatie niet altijd het begrip vond dat hij verwachtte, legde hij toch de grondslag voor een ras, dat later een grote fokkerskring verwierf.

Hij begon met de fok van, Vlaamse Reuzen, die later gezelschap kregen van uit Engeland geïmporteerde zwart Zilver Later kwamen hierbij nog Russen. Hieruit kwamen dieren tevoorschijn in een gewichtsklasse van 3,5 tot 4,5 kg met uitgesproken brede bijna kaarsrecht gedragen oren naast voedsters met grote wammen en dieren met een witte bles.

Deze voor hem nieuwe fokproducten bracht hij op de 'Drachenfelsschau'* in Leipzig. Ze werden door de standaardcommissie echter afgewezen als duidelijke kruisingsproducten.Maar Gärtner liet zich hierdoor niet ontmoedigen. Bij zijn vele fokpogingen was hem iets bijzonders opgevallen. Heel toevallig bevond zich in. één van de nesten een jonge ram met een gemsgelige kleur, donkere aantekening bij de neus, oren, benen en staart en met op de flanken, buik en achterhand blauwachtige strepen. Deze ram paarde hij weer met de moeder. Hij kreeg op deze manier nog meer van zulke dieren en bouwde met verbetering van nog enkele posities een stam op, waar hij mee verder fokte. Omdat de kleur van deze dieren erg veel op die van een. gems leek gaf hij het dier de Franse naam "Chamois" (= gems).

Het jaar daarop begon hij reclame voor zijn nieuwe Fokproduct te maken. Maar er waren weinig aanhangers voor te vinden. In dat jaar werd er echter in zijn woonplaats Waltershausen een konijnenfokkersvereniging opgericht en via deze vereniging werd de fok van zijn Chamois verder ter hand genomen. Men kwam ertoe in 1905 een speciaalclub voor het ras op te richten.

Zo konden in 1906 zijn eerste dieren als nieuw ras op de "Drachenfelsschau" in Leipzig ingezonden worden.Maar Gartner en zijn volgelingen werden weer teleurgesteld, want ook dit nieuwe fokproduct werd afgewezen. Ze kregen wel van de standaardcommissie de raad om ermee door te gaan. Er moesten nog wat foutjes weggewerkt worden en het gewicht gaf nog een probleemPas op de 'Mundesschau" in 1908 in Hannover werd het ras erkend, toen als gevolg van terugkruising op de Russen, het gewicht terug gebracht kon worden tot 2,5 tot 3,5 kg.Enkele jaren behield het ras nog de naam "Chamois", maar met toestemming van de standaardcommissie werd de naam veranderd in "gemskleurig Thüringer konijn".

Nu draagt het ras nog de naam van Gärtners "Heimat" Thüringer, een naam die ook in het buitenland behouden bleef In Nederland werd het ras in 1912 erkendHier kreeg de Thüringer meteen al veel aanhangers, al heeft het ras in de loop der jaren verschillende ontwikkelingen moeten ondergaan. Er was aanvankelijk nogal verschil in opvatting over de dekkleur en de sluier, de gewichtsgrenzen en de oorlengte.

Tegenwoordig is er sprake van meer uniformiteit en dit is mede te danken aan de zeer actieve speciaalclubs.Nederland heeft indertijd zeer goede fokkers van het ras gehad, die het op een hoog niveau gebracht hebben, waarvan wij nog mogen profiteren. Ook nu is het ras nog erg populair en heeft. vele liefhebbers.TYPE EN BOUWDe Thüringer is een sterk gebonden kleurras, waaraan terecht hoge eisen gesteld worden. Maar ook in type en bouw is de Thüringer een prachtige verschijning. Zijn type is wat gedrongen, met een geringe halspartij. Het lichaam moet zowel in voor - als achterhand goed gevuld zijn. Het moet van buitenaf gezien een rechthoek vormen. Voorts behoort bij dit ras een goed gevulde ribbenpartij, een goed gespierde rug met een mooie afronding van de achterhand. Een minder goed afgeronde achterhand komt dikwijls voort uit een minder correcte stand van de achterbenen; de voeten staan dan meestal naar buiten gericht. Er is dan in meerdere of mindere sprake van een nauwe stand van de achterbenen. Komt dit in erge mate voor dan spreekt men zelfs van koehakken De achterhand is de laatste jaren wel sterk verbeterd.

In de jaren zestig kwamen we nog veel dieren tegen met een platte of hoekige achterhand tegen. Men wake ervoor dat deze niet meer terugkomt. Een goed gevormde achterhand vertoont geen uitstekende beenderen. De kop is sterk ontwikkeld met een brede snuitpartij en goed gevulde wangen. Vooral bij de ram moet de kop een extra dimensie aan het geheel geven, Die mag vooral niet te lang of te smal zijn. Men moet hierop goed selecteren, want dit doet afbreuk aan het geheel.De oren zijn vlezig. Aan de basis stevig ingeplant en goed behaard. De lengte bedraagt 1 l- 13 cm met een ideale lengte van 12 cm. Ze worden goed open gedragen, al komt men wel eens dieren tegen die hierin verbetering behoeven. Te weinig open gedragen oren, zgn. gevouwen oren, zijn vaak ook minder bevleesd en aan de top niet mooi afgerond. Dit komt het geheel niet ten goede.De voorbenen zijn fors en van normale lengte met korte gesloten voeten. De achterbenen dienen evenwijdig aan het lichaam te staan. Te dunne of te lange benen zijn uit den boze.Vroeger varieerde het gewicht van 2,5 tot 3,5 kg, nu is dit 3,0 - 4,0 kg met een ideaal gewicht van 3,5 kg. De staart is breed en wordt goed sluitend tegen het midden van de achterhand gedragen.

KLEUR Het is met de afkomst van de Thüringer al net zo gesteld als met vele andere rassen, Men weet hoogstens welke konijnen betrokken waren bij de totstandkoming van het ras, maar wat zich daarin aan erfélijke eigenschappen in de loop der jaren verzameld heeft blijft in nevelen gehuld. Dus welke genetische achtergronden aanwezig waren in de Zilvers, de Russen, de Vlaamse Reuzen, die Gärtner bij zijn kruisingen gebruikte en die uiteindelijk tot de Thüringer geleid hebben, blijft nog een raadsel. Wel is het zo dat de madagascarkleur al bekend was voor de Thüringer er was. In het boek "The Book of the Rabbit" werd deze kleur al beschreven bij de Hollanders.

Ook bij de Engelse hangoren was de kleur al langer bekend. In Frankrijk en Zwitserland kwamen ook al madagascarkleurige konijnen voor. Zo werden in 1920 zelfs éénkleurige papillons als Thüringers verkocht.Verheugend is het dat de naam "gemskleurig" uit de naam verdwenen is, daar hierover nogal verschil van mening is ontstaan. Zo werd deze kleur in de jaren twintig matbruin ofwel bruinzwart genoemd. Zelfs in de jaren zestig werd de kleur nogal eens vergeleken met die van een Toggenburger geit.

In de standaard van deze geit wordt de hoofdkleur omschreven als lichtbruin. In een artikeltje uit de jaren twintig lazen we het volgende: een Thüringer ziet eruit alsof hij in een kist met roet heeft gezeten en er met roethanden aan de oren werd uitgetrokken.

De kleur van de Thüringer is madagascargeel in samenspel met zwart. Maar daar het zwart zich niet op alle onderdelen van het lichaam even krachtig manifesteert, ontstaat het contrast dat tot de beschrijving in de standaard moet leiden. Dit kleurenbeeld wordt samengevat in sluier, dekkleur en buikkleur.

Onder sluier wordt verstaan de donkere kleur, die zich uitstrekt over snuit, borst, oren, onderste gedeelte van de schouders, flanken, achterhand, bovenzijde van de staart, benen en buik en ze verdunt zich op de kop ter hoogte van de onderkant van de ogen tot aan de oorwortels. Hieruit volgt dat voorhoofd en wangen lichter van kleur moeten zijn.

De sluier mag niet onderbroken zijn.. Dat wil men nog wel eens aantreffen op borst, onderzijde van de schouders en op de schenkels. De dekkleur is geelbruin. De dekharen zijn donker roetachtig gestopt, waardoor er ook een lichte sluier over het dek komt te liggen. De tussenkleur in het dek is geel en wordt naar de wortels toe lichter.

De grondkleur in dek is wit zonder aanwezigheid van een blauwe of grauwe tint. Aan de buik is de grondkleur gelijk aan de grondkleur op het dek. Iets gele of blauwe aanslag in de grondkleur aan de buik wordt door de vingers gezien. Het staarteinde mag iets licht van kleur zijn, evenzo zijn de voetzolen licht van kleur. De snorharen zijn donker van kleur, de oogkleur is donkerbruin en de nagels zijn donkerhoornkleurig. Men moet ervoor oppassen dat het donkere pigment in het dek niet gaat overheersen, daar er dan een te donkere dekkleur ontstaat. Ook een te rode dekkleur is onaanvaardbaar bij de Thüringer.