foto website
1 Artikel G Deswerdt
2 Standaardbeschrijving
Land van oorsprong:
Zoals bij het ontstaan van de meeste van onze konijnenrassen hebben
we bij het ontstaan van de "Tan" ook geen precieze zekerheid.
Wel weten we dat in 1887 een zekere Mister Cox uit Brailsford konijnen
met tanpatroon heeft waar genomen tussen half verwilderde parkkonijnen,
die waren uitgezet op een afgerasterd stuk land. Dat het wilde konijn
mede aan de bakermat ligt, wordt wel eens beweerd doch nooit bewezen.
Vast staat dat tussen de uitgezette konijnen, dieren met hollander
tekening en zilvers voorkwamen. Zodat ook de eerste jaren van zijn
ontstaan, geregeld tans voorkwamen met witte blessen, veelvuldig witte
pluizen of verzilvering, een euvel dat nu volledig is weggefokt. De
eerste tans hadden een zwarte roetkleurig overtrokken dekkleur met
een zeer bleek tanpatroon de buik nagenoeg wit. Deze mutatie, die een
allelomorf of paarling is van de wildkleurfactor vindt zijn benaming
in het ras, bekend als Black and Tan
De diepgele of eigenlijke tankleur, is pas later door inkruisen van
een aantal roodfactoren ontstaan.
Conclusie: Onze tentoonstellings tan is geen mutatie maar een combinatie
type, waarbij de tankleur is opgebouwd uit de eigenlijke tankleur plus een
aantal roodversterkers, De tankleur is feitelijk een andere vorm van wildkeur
en zodanig dominant over eenkleurigheid, doch recessief ten opzichte van
wildkleur. De roodversterkers factoren hebben een min of meer recessief en
intermediair karakter. Het is voor de tanfokker zaak, zeer voorzichtig te
zijn bij inbreng van nieuw fokmateriaal (nieuw bloed), om te voorkomen dat
de tankleur in kwaliteit achteruit gaat. Proef paringen bij aanschaf van
nieuwe ram of voedster is zeker geen overbodige luxe. Bij de tan moet hoge
waarde gehecht worden aan een geheel tankleurige borst, die uitstrekt van
keel tot buik en zo breed mogelijk verloopt over de borst, de grondkleur
aan de borst in echter diepblauw, aan de buik die eveneens vurig tankleurig
is moet deze kleur zich tot de haarwortel uitstrekken. Dieren met een zeer
vurige buikkleur en geheel tankleurige onderzijde van de staart zijn meestal
de beste fokdieren.
Erkende kleuren:
Zwart: Kleur waarin het ras is ontstaan omstreeks 1887. Later
bij de beschrijving van het kleurpatroon zullen we van deze basiskleur
ook uitgaan.
Blauw: Is een creatie van de Engelsman Atkinson en werd reeds voor
1900 geëxposeerd. Om de kleur op peil te houden worden regelmatig kruisingen
ondernomen met zwart en tan. Bij de F2 zijn dan wederom goede blauwe te verwachten.
Bruin: Deze kleurslag werd voor het eerst gefokt in Nederland en
daar in de standaard opgenomen in 1919.
Type en bouw:
Het type van onze Tan is kort en gedrongen, naast een goed gevuld
compact lichaam. Zowel in voor- als achterhand verlangen we een mooi
afgeronde achterhand. De kop is sterk ontwikkeld, kort en breed op
voorhoofd en neus breed tussen de ogen. De oren in correlatie met het
lichaam, kort, vlezig, mooi tegen elkaar gedragen, met mooi afgeronde
oortoppen, zonder vouw of knik, lengte tussen 8 en 10 cm. Benen tamelijk
krachtig, doch vooral niet te lang. Iedere vorm van wam is taboe. Opmerkelijk
dat nog steeds dieren met lange voorbenen en gesterkt type voorkomen,
mogelijk ligt het inkruisen van Belgische Haas, voor het verbeteren
van de tankleur, in het verleden hier aan de basis, strenge selectie
is hier de boodschap. Gewicht ligt begrensd tussen 2 kg. en 2,750 kg.
Dieren volgroeid met een gewicht van 2 tot 2,2 kg. zijn wat klein en
hebben weinig volume in bouw, terwijl dieren tegen maximum gewicht
wat lang van type of wat grof zijn. Bij volledig uitgegroeide dieren
met een gewicht van 2,6 kg. vinden we vaak de beste types
Kleurpatroon:
Kop: De kleur van de kop is lakzwart, zonder inmenging van
tankleurige of witte haren. De gesloten tankleurige ring om de ogen
heeft een breedte van circa 5 mm Vaak is de oogring aan boven en onderzijde
erg smal, vooral wanneer betrokken dier uitmunt in neusbelijning. In
de praktijk blijken goede oogringen met een scherpe neusbelijning moeilijk
samen te gaan. Daarbij komt nog dat bij dieren met een uitgesproken
mooi gevormde oogring vaak een minder vurige tankleur op de andere
onderdelen zich manifesteren. De neusgaten die smal en scherp begrensd
zijn vertonen eveneens een vurige tankleur.
Men spreek van kopersnuit, wanneer de tankleur in de neusgaten sterk
uitloopt en zonder onderbreking een geheel vormt met de tankleur van
de kin. Een intens tankleurige streep, die aan de onderlip begint en
met de tankleur van de keel samenvloeit, loopt smal en scherp begrensd
door over de onderkaak tot in de triangel. Spijtig dat de standaard
beschrijving geen rekening houdt met het natuurlijk gegeven van een
inlopend gekleurd haakje aan weerszijde van de kaken. Buitenzijde van
de oren is zwart, binnenzijde is rijk tankleurig omzoomd. Aan de voorzijde
van de oorinplanting van beide oren bevindt zich een klein ovaal tankleurig
vlekje, schoonheids-of orenvlekje genoemd, dat de voortzetting is van
de triangel, Het speldenkop groot, scherp begrensd zwart vlekje midden
op de kin, zichtbaar enkele dagen na geboorte is een waarborg voor
een goede neusbelijning, let wel na een 8 tot 10 weken ouderdom is
dit niet meer waar te nemen.
Lichaam:
De vurig tankleurige triangel is breed aan de basis en vormt een scherp begrensde
korte driehoek. De vurige tankleur op de borst begint direct onder de kin
en strekt zich uit tot tussen de voorbenen, vormt daar als het ware met de
buikkleur een geheel. Aan de voorzijde van de voorbenen ter hoogte van de
borst bevindt zich aan de buitenzijde een krans van tankleurige haren, die
de breedte van de buikkleur accentueert.
Voorbenen, achter-en binnenzijde tankleurig, buiten- en voorzijde zwart. Boven
elke teen bevindt zich een tankleurig vlekje. Scheidingslijn op de achterbenen
loopt midden over de bovenzijde van de voet, zodat de twee buitenste tenen
met de buitenzijde zwart gekleurd zijn met een tankleurig vlekje op beiden
tenen, de scheiding van de twee binnenste tenen vormen met de binnenzijde het
tankleurig gedeelte.
Spitsen: De opgeslagen staart vormt de ideale hoogte voor de tankleurig getopte
lange grannenharen op de zijde en achterhand.
Bovenzijde van de staart is zwart doorspekt met enkele tankleurige
haren. Onderzijde staart licht tankleurig met kleur verzakking naar
staart uiteinde toe. Grondkleur op dek, borst en in triangel is donkerblauw,
op de buik intens tankleurig tot aan de basis, met uitzondering van
de schootvlekken, deze blazen eveneens donkerblauw in. De oogkleur
donkerbruin, nagels donker hoornkleurig. Bij de blauwe kleurslag is
de grondkleur blauw, oogkleur blauw en nagels hoornkleurig. Bij bruin
verlangen we een bruine tussenkleur en blauwe grondkleur, oogkleur
donkerbruin en nagels donker hoornkleurig.
Kruisingen tussen tan zwart x tan bruin:
De bruine tan laat dikwijls betere oogringen zien ten opzichte van
de zwarte variëteit, naast een meer compactere lichaamsbouw, dit
kan een winstpunt zijn. Doch de daaruit voortspruitende zwarte jongen
krijgen op latere leeftijd dikwijls te kampen met een bruine gloed
in het dek, een minder scherpe neusbelijning en verlies van glans op
het dek.
Pels: Onze standaard schrijft voor normaal-kort of 25mm, met
zeer veel glans en voldoende onderwol. Doch de praktijk leert ons dat
de pelslengte zich eerder situeert tussen de 25 en de 30mm, meer waarde
dient gehecht aan een fijne gelijkmatige begranning, want deze fijne
structuur bevordert een goede glans en is van grote waarde
De Swerdt Gregoire
2. De Standaardbeschrijving
LAND VAN OORSPRONG: Engeland.
PUNTENSCHAAL:
1. Type en bouw 20
2. Gewicht 10
3 . Pels 20
4. Contrast en uitmonstering 15
5. Dek? en buikkleur15
6. Tussen? en grondkleur 15
7. Conditie 5
100 Punten
1. TYPE EN BOUW
Het type is kort en gedrongen.
Lichaamsbouw: het lichaam is goed gevuld in voor- en achterhand en harmonieus
afgerond. De kop is sterk ontwikkeld, kort en breed. De oren zijn in verhouding
tot het lichaam, kort en stevig, tegen elkaar gedragen en goed behaard. De
oorlengte bedraagt 8 tot 10 cm. De benen zijn tamelijk krachtig ontwikkeld
en vooral niet te lang. Een wam is niet toegelaten.
2 GEWICHT Min. 2 Kg, ldeaal 2,6 Kg. Max. 2,750 Kg.
3. PELS
De pels heeft normaalhaar-kort met zeer veel glans en voldoende onderwol. Zijden
en achterhand zijn bezaaid met tankleurig gepunte grannenharen.
4. CONTRASTEN UITMONSTERING
HOOFDKLEUREN
Naar gelang de erkende kleurslagen is de kleur van de pels samengesteld uit
twee hoofdkleuren : zwart en tan, blauw en tan en bruin en tan. Onder tankkleur
verstaat men een roest roodbruine kleur. Hoe vuriger deze is hoe beter.
TANUITMONSTERING
Deze wordt gevormd door:
-een tankleurige ring om de ogen.
-de neusbegrenzing die zich rond de neusgaten bevindt en die smal, scherp begrensd
en vurig tankleurig moet zijn.
-een intens tankleurige streep die aan de onderlip begint en met de tankleur
van de keel samenvloeit. Ze loopt smal en scherp begrensd door over de onderkaak
tot in de triangel.
-het klein ovaal, tankleurig vlekje, het z.g. orenvlekje dat zich als de voortzetting
van de triangel, aan de voorzijde van de oorinplanting bevindt.
-de binnenzijde van de oren, die voorzien is van een rijke tankleurige zoom.
-de sterk tankleurige triangel die breed is aan de basis. Hij heeft de vorm
van een scherp begrensde driehoek, waarvan twee zijden in het verlengde van
de kaakranden liggen en die samenkomen ter hoogte van de schouderbladen.
-de felle tankleur op de borst. Ze begint direct onder de kin en spreidt zich
zo hoog en zo breed mogelijk uit. Ze gaat tussen de voorbenen langzaam over
in de buikkleur, waarmee zij een geheel vormt.
-de voorbenen die aan de binnen- en achterzijde tankleurig zijn, Aan de voor-
en buitenzijde zijn zij zwart, blauw of bruin, naargelang de de dekkleur. Ook
draagt iedere teen een tankleurige vlek.
-een krans van tankleurige haren aan de buitenzijde van de voorbenen, ter hoogte
van de borst waardoor de borstkleur voller en breder wordt.
-de achterbenen waarvan de bovenste helft met de daaraan verbonden binnenzijde,
tankleurig is. De andere helft met de eraan verbonden buitenzijde is zwart,
blauw, of bruin, naargelang de variëteit.
De scheidingslijn tussen beide kleuren is regelmatig en scherp begrensd. Ze
loopt zodanig dat twee tenen zich in de tankleur bevinden en zuiver tankleurig
zijn. De twee overige tenen bevinden zich in de zwarte, blauwe of bruine kleur
en hebben tanviekjes.
- de lange tankleurig getopte grannenharen, de z.g. "spitsen" die
zich op de zijden en de achterhand bevinden. De opgeslagen staart geldt als
ideale hoogte voor de inplanting ervan. De bovenzijde van de staart is zwart,
blauw of bruin, vermengd met enkele tankleurige haren. De onderzijde is licht
tankleurig. Het uiteinde van de staart is het zwakst gekleurd en soms geelachtig.
5. DEK- EN BUIKKLEUR
De dekkleur is zuiver, gelijkmatig en zeer glanzend, zonder roest, schifting
of anders gekleurde haren, Zij bedekt de kop, de buitenzijde van de oren,
de buitenzijde van de voor- en achterbenen, de gehele mantel, de zijden inbegrepen
en de bovenkant van de staart. De snorharen in het tankleurig gedeelte zijn
licht tankleurig bij alle kleurslagen. De snorharen in het anders gekleurde
gedeelte hebben de kleur van het dek. De oogkleur bij de zwarte en bruine
kleurslag is donkerbruin. Bij de blauwe kleurslag is zij blauw. De nagelkleur
is donker tot hoornkleurig.
De buikkleur is gelijkmatig en diep tankleurig. Ze strekt zich zo ver mogelijk
naar de haarwortel toe uit. De schootvlekken tussen de achterbenen zijn warm
roodbruin gekleurd. De buikkleur is een zeer belangrijk onderdeel.
6. TUSSEN- EN GRONDKLEUR
De grondkleur op de rug, de borst, in de triangel en de schootvlekken is donkerblauw
bij de zwarte kleurslag en blauw bij de blauwe kleurslag. Bij bruin is de
tussenkleur bruin en de grondkleur blauw.
De grondkleur op de buik is intens tankleurig tot aan de haarwortel.
7. CONDITIE
Zie algemeenheden.
LICHTE FOUTEN
Geringe afwijkingen in type en/of bouw; enkele tanharen in de zwarte, blauwe
of bruine kleurvelden ; onzuivere neusbegrenzing ; onzuiver afgelijnde of
iets grote triangel ; lichte onderbreking van de oogringen ; iets gevlamde
voorbenen - onscherpe aftekening op de achterbenen ; wat zwakke of smalle
tankleur op de borst -zwakke of onscherpe tankleur op de kaakranden ; wat
licht behaarde oren ; gebrek aan "spitsen" ; een weinig roest op
het dek; niet intens tankleurige buik ; lichte grondkleur op de borst of
in de triangel ;wat donkere aanslag op de borst bij overjarige voedsters.
Zie verder lichte fouten, geldig voor alle rassen.
ZWARE FOUTEN
Grove afwijkingen in type enlof bouw; veel tankleurige haren in het zwarte,
blauwe of bruine kleurveld ; koperkleurige snuit ;onzuivere borstkleur (blauwe
of zwartachtige kleur aan de keel ; ontbreken van de tankleur rond de ogen
; sterk gevlamde voorbenen ; zwarte dwarsstrepen op de achterbenen ; witte
onderkant van de staart ; veel roest ; witte pluizen in de oksels of witte
ring rond de aars witachtige grondkleur op het dek ; blauwe grondkleur op
de buik.
Zie verder zware fouten welke gelden voor alle rassen.