Hollander

website: bron foto's

Type en Bouw:

kort en gedrongen, met stevige benen en niet te lang.
Kop = bolvormig,
oren tussen de 8 en 10 cm

Gewicht:

2,00 à 2,75 Kg.

Pels en pelsconditie:

De beharing is vrij kort, dicht ingepland en glanzend

Koptekening:

De kopplaten moeten cirkelvormig zijn, en mogen de snorharen niet raken, met een mooi gevormde bles.

Lichaamstekening:

De bandtekening ligt ongeveer op het midden van het lichaam, het gekleurde deel mag de voorbenen niet raken.
De manchetten vormen de tekening om de achterbenen, zijn recht en zijn voor de helft wit gekleurd.

Kleuren:

alle erkende kleuren alsook lynx, chinchilla en driekleur. Bij blauw en bruin heeft de donkere schakering vorkeur. Bij gouwenaar is een iets donkere dekkleur toegelaten.
Oogkleur in overeenstemming met de dekkleur, nagels = wit
Dieren met wildkleurfactor moeten een witte buik hebben. De grondkleur is aangepast aan de dekkeur en moet eveneens de bandkleur volgen.

Standaard beschrijving van de
HOLLANDER

LAND VAN OORSPRONG: Engeland.

PUNTENSCHAAL:

1. Type en bouw 20
2. Gewicht 10
3. Pels 20
4. Koptekening 15
5. Lichaamstekening 15
6. Kleur 15
7. Conditie 5

totaal: 100 Punten

1. TYPE EN BOUW

Het type is kort, gedrongen en halsloos.
Lichaamsbouw: het lichaam is stevig ontwikkeld, mooi afgerond, met goede voor- en achterhand.
De kop is krachtig, bolvormig, breed tussen de ogen met goed gevul-de wangen. Ook bij de voedster moet de kop enigszins bolvormig zijn.
De oren zijn in verhouding vrij breed met goed afgeronde oortoppen.
De oorlengte bedraagt 8 tot 10 cm.
De benen zijn tamelijk kort en fijn.
De staart is kort en niet te breed.
Een wam is niet toegelaten.

2. GEWICHT
Min. 2 Kg. Ideaal 2,5 Kg. Max. 2,750 Kg.

PUNTEN
6 -----------10 --------------8

3. PELS
De pels heeft normaalhaar-kort. Hij is dicht ingeplant, zacht en glanzend.

4. KOPTEKENING
De tekening is een van de hoofdeigenschappen. De kleuren moeten overal zuiver en scherp afgelijnd zijn.

De kopplaten zijn gelijk en cirkelvormig. Ze bevinden zich rond de ogen aan beide zijden van de kop. In geen geval mogen zij verder reiken dan de snorharen noch deze raken. De kopplaten bedekken de wangen tot en met de kaakranden maar mogen niet doorlopen tot op het lichaam. Komen achter de eveneens gekleurde oren samen in een rechte, ononderbroken lijn, zonder daartussen wit te vertonen en vormen de gesloten nek.

De bies begint met een scherpe punt ter hoogte van de oorbasis in het midden van het voorhoofd, het snijpunt van de beide kopplaten. De vorm van de bles wordt bepaald door de vorm van de kopplaten.

De oren zijn geheel gekleurd.

5. LICHAAMSTEKENING

De bandtekening, ongeveer in het midden van het lichaam gelegen, vormt een rechte lijn rondom het lichaam. Het is de scheidingslijn tussen het witte (band) en het gekleurde gedeelte van het lichaam.

Het witte gedeelte omvat de voorbenen, omgeeft de hals en strekt zich uit tot achter de schouders. De scheidingslijn mag niet te dicht bij de voorbenen komen en deze in geen geval raken. Zij mag ook niet verder dan 5 cm van de voorbenen verwijderd zijn.

De manchetten vormen de tekening van de achtervoeten. Ze zijn gelijkvormig en strekken zich uit tot ongeveer de helft van de achtervoet. De begrenzing loopt rondom de gehele voet en moet recht afgelijnd zijn.

De manchet is te kort indien één of meer tenen niet meer geheel wi gekleurd zijn Ze is te lang als het wit verder loopt dan de achtervoet.


6. KLEUR
Alle erkende kleuren zijn bekroningwaardig alsook lynx, chinchilla en driekleur. Bij blauw en bruin heeft de donkere schakering de voorkeur.
Bij gouwenaar is een iets donkere dekkleur eveneens bekroningwaardig. De lichtere schakering heeft evenwel de voorkeur bij gelijkwaardige dieren.

De oogkleur is in overeenstemming met de dekkleur. De nagels zijn wit.

OPMERKINGEN:

- Dieren met de wildkleurfactor moeten een witte buik hebben. De grondkleur is aangepast aan de dekkleur en moet eveneens de bandtekening volgen.

- Bij bruingrijs is de grondkleur op de buik beige.

- De driekleur is erkend in zwart met roodgeel, blauw met roodgeel en bruin met roodgeel. Het achterste gedeelte van het lichaam moet voorzien zijn van zwarte, blauwe of bruine en roodgele banden zoals bij de Japanner. De kopplaten mogen afwisselend zwart, blauw of bruin en geel gekleurd zijn zoals bij de Japanner of een mengeling van geel met een van de drie hoofdkleuren. In het laatste geval moeten zij aan beide zijden zoveel mogelijk gelijk gekleurd zijn.

Bij zwart en roodgeel en bruin en roodgeel is de oogkleur bruin.

Bij blauw en roodgeel is de oogkleur blauwgrijs.

- Bij geelwildkleur zijn de oogomranding, de buikkleur en de onderkant van de staart wit. De oogkleur is bruin.

LICHTE FOUTEN

Type -. geringe afwijkingen.
Kopplaten : onvoldoende symmetrisch - onregelmatig afgerond een weinig binnen of over de kaakrand reikend.
Bies : niet strak afgelijnd - stomp, smal of tussen de oren doorlopend.
Nek: niet gesloten, gekleurde vlekjes in open nek - witte vlekjes in de gesloten nek - uitlopertje.
Band: iets scheef - iets hakig - wat ver naar voor of naar achter geplaatst.
Manchetten wat kort of wat lang - wat scheef of hakig - niet symmetrisch.

Zie verder lichte fouten, geldig voor alle rassen.

ZWARE FOUTEN

Type: grove afwijkingen.
Kopplaten : één of beide rakend aan of verder reikend dan de snorharen - meer dan één cm. over de kaakrand reikend of binnen de kaakrand liggend. Bies: vervormd - scheef - de ogen rakend. Nek: uitlopers groter dan 2 cm.
Band : rakend aan één of beide voorbenen - te scheef - haken van meer dan 2 cm. - meer dan 5 cm verwijderd van de voorbenen. Manchetten : te lang, rakend aan het voetgewricht - te kort, rakend aan de tenen - haken van meer dan 2 cm.
Kleur : ontbreken van de grondkleur op dek en buik (bv. bij konijngrijs)
Ogen: oogvlekken - foutieve oogkleur.
Nagels: gekleurd
Zie verder zware fouten welke gelden voor alle rassen.