De Franse Hangoor
Bespreking door Dhr Gaston Verhoeven
Ontstaan.
Het is onduidelijk waar,
wanneer en waaruit precies onze Franse Hangoor is ontstaan. De gedachte
dat de oren van alle hangoren zijn gaan hangen door het gebruik van
te lage hokken is gelukkig al hèèl lang van de baan.
Nu is men algemeen van mening dat de hangoorfactor is ontstaan door mutatie.
Het is best mogelijk dat de eerste hangoren werden gesignaleerd in Engeland,
en dat men in Frankrijk een scheiding gemaakt heeft tussen al deze hangoren
waardoor er meer lijn kwam bij het fokken.
Met de inkruising van o.a. Vlaamse Reuzen zou men dan uiteindelijk terechtkomen
bij een Franse Hangoor die door talrijke bekwame fokkers in de loop der tijden
steeds verbeterd werd. De grote doorbraak kwam er in 1869 toen er dieren in
Duitsland kwamen. Ook Zwitserland speelde een grote rol om het ras te verbeteren.
In Duitsland noemt men de Franse Hangoor: "Duitse Widder'' . Gelukkig hebben
wij, evenals onze Noorderburen, als erkenning van het feit dat de eerste dieren
in Frankrijk ontstonden, de naam Franse Hangoor behouden.
Type en Bouw.
Het type is zeer belangrijk
bij de Franse Hangoor.
Fors gebouwd, massief, gedrongen en vooral voorzien van een markante indrukwekkende
kop. Zware berenpoten dragen dit gedrongen lichaam. Vooral in de schouders
en de rug verlangen we een opmerkelijke brede figuur met een volle goed afgeronde
achterhand.
Gans de Franse Hangoor staalt kracht en robuustheid uit. Omdat we zoveel belang
hechten aan dat gedrongen type kan het voorkomen dat het gewicht soms wat aan
de lage kant blijft; nooit echter mag een hoger gewicht ten koste gaan van
het gewenste type. Het is daarom zeer belangrijk dieren te hebben die vooral
breed zijn met een stevig en zwaar beenwerk..
Kop en Oren (Behang).
Zoals reeds is aangegeven
moet de kop van de Frans Hangoor indrukwekkend zijn. Vooral de kopvorm
speelt hierbij een belangrijke rol. Een sterk gebogen niet te lang
neusbeen en een brede snuitpartij vragen onze bijzondere aandacht.
De ruimte tussen de ogen moet zo groot mogelijk zijn. Dit geeft de
kronen de kans om zich goed te ontwikkelen.
De sterk ontwikkelde kaken (ook bij voedsters) geven nog meer volume aan het
geheel.
Rond deze ramskop komt dan het "Behang''. Wanneer de oordracht goed is en de
kopvorm volgens de regels dan zal het vooraanzicht van het behang hoefijzervormig
overkomen. De oren moeten vooral stevig, vlezig, dik en lepelvormig zijn. Goede
zware oren werken mee om goed zichtbare kronen te vormen. Toch moet men er
rekening mee houden dat op de brede schedelbasis die we nodig hebben de kronen
nooit zo tonen.
De ogen liggen wat dieper in de kop; dit kan problemen geven met ontstoken
ooghoeken en wat uitgezakte oogleden. Een veel belangrijker en meer voorkomende
kwaal zijn traanogen. Door de kopvorm met zijn sterk gebogen neusbeen kunnen
de traanbuisjes dichtgroeien of verstopt geraken. Medicatie helpt in dit geval
niet, wij kunnen enkel de irritatie die ontstaan is door het traanvloeien behandelen.
Een andere kwaal bij onze hangoren zijn de zgn. olifantstanden, ook dit zou
een gevolg kunnen zijn van de sterke afwijking van de traditionele kop van
konijnen. Een eigenaardig verschijnsel is de wipneus. Enkel de echte topdieren
hebben deze "afwijking'' die gelukkig niet bestraft wordt. Het is als het ware
een iets uitstekende neuspunt die goed zichtbaar boven het kromme neusbeen
uitkomt. Laten we dit fenomeen eerder als een eigenschap dan als een fout blijven
beoordelen want enkel bij onze topdieren komt men het tegen.
Vlak onder de kin hebben vooral overjaarse rammen dikwijls een knoop. Het is
een aanhangsel ter grootte van een walnoot gezeten tussen de basis van de onderkaak
en de kin. Deze knoop zou de rammenkop nog meer expressie geven. Men mag echter
niet vergeten dat er nog een groot wammenprobleem heerst bij onze Franse Hangoren.
De knoop bij de ram zal erfelijk gezien de wammen meer in de hand werken dan
omgekeerd, daarom is het beter deze knoop niet aan te moedigen bij de fokkers.
Ook knooploze rammen kunnen gemakkelijk als echte topdieren door het leven
gaan.
De pels.
De pels van de Franse
Hangoor moet langer zijn dan de gewone normale pels. Bovendien moet
hij zeer veel onderwol bevatten. Laten we het geheel bekijken.
1. De Beharing
Het dekhaar (grannen) mogen zeker 3 cm lang zijn. Elasticiteit en glans zijn
eigenschappen die nodig zijn voor de conditie van de pels. Een goede volle
pels waarop een prima conditie glanst maakt het volume van het dier voller
en groter.
2. De Onderwol
Onze bijzondere aandacht gaat naar de onderwol. De dichtheid van de onderwol
is een bepalende factor voor de kwaliteit van de pels. Het is voor de fokker
en de keurmeester belangrijk veel aandacht te besteden aan de dichtheid van
de onderwol. Dieren met veel onderwol kunnen gemakkelijk klitvorming krijgen.
Bijzonder de dieren die in hoge mate een beste onderwol bezitten hebben vaak
last van deze klitten. Wanneer men tijdig deze kwaal kan bestrijden door borstelen
of nog beter het uit elkaar trekken van de klitten is het nog mogelijk goede
resultaten te behalen. Wanneer men er echter niet tijdig bij is zal het moeilijk
zijn de haarklitten te ontwarren.
Een veel voorkomende fout bij onze Hangoren is de ruime en losse pels, vooral
de voedsters met hun grote wammen en de broekvorming bij veel dieren vormen
problemen. Een goede pelsconditie is zoals reeds gezegd een noodzaak. Door
de stroeve verharingsperiode die kenmerkend is voor Franse Hangoren is het
niet gemakkelijk dieren in topconditie te brengen, daarom is het nodig als
fokker de evolutie van de verharingsperiode goed te volgen, en door borstelen
en kammen met daarbij een aangepaste voeding deze verharingsperiode te helpen
en te stimuleren.
De Kleurslagen.
De Franse Hangoor is
bekronenswaardig in alle erkende kleurslagen.
Toch blijft de kleur van onze Franse Hangoor dikwijls wat achter, dit omdat
bij andere rassen de kleur een hoofdfactor is en worden de dieren daar streng
op geselecteerd. Bij Franse Hangoren wordt eerst op het type geselecteerd.
Eigenlijk zou men kunnen zeggen dat de kleur op de tweede plaats komt. Vroeger
ging men zelfs nog verder, toen kon men lezen dat een goed gebouwde hangoor
met de typische bouwkenmerken van dit ras nooit een slechte kleur heeft. Gelukkig
gaat men tegenwoordig heel wat minder ver en schenkt men wel degelijk aandacht
aan een goede kleur.
De konijngrijze kleur is vrij goed bij de Franse Hangoor, enkel een zwakke
grondkleur op de buik komt men soms tegen. Vooral als men met wit (albino)
inkruist heeft men gemakkelijk dit pigmentverlies.
De ijzergrauwe kleur wordt niet altijd uniform gekeurd. De fokker doet er goed
aan wat donkere en meer grijzige dieren te houden.
Zeker in Nederland geeft men de voorkeur aan de wat meer grijzige dekkleur.
Bijzonder goed kunnen de pelsen van de ijzergrauwe kleurslag zijn, daarom wordt
deze kleurslag dikwijls gebruikt voor de verbetering van de pels van de Witte
dieren. In de tweede generatie heeft men dan de kans op witte dieren uit de
ijzergrauwe kleurslag.
Tegenwoordig ziet men nogal veel de kleurslag Blauw-Grijs en de kleurslag Blauw-
Grauw. De dekkleur van deze kleurslagen is dikwijls nogal overwegend blauw,
met een tussenkleur die vrij zwak overkomt. Vooral wanneer de blauwe dekkleur
te dominant aanwezig is gebeurt het vaak dat de overgang van tussen - en grondkleur
bij de blauw-grauwe kleurslag onvoldoende is.
De Bonte kleurslag is sterk toegenomen. Bont is een albinovorm waar gedeelten
van de pels kleurloos worden, m.a.w. de factor van de kleuruiting wordt daarbij
gedeeltelijk onderdrukt. De grenzen van de mantel en de koptekening zijn niet
nauwkeurig beschreven. Wij spreken enkel van een overwegend gekleurde kop,
met gans gekleurde oren, de mantel moet eenkleurig zijn, borst en voorbenen
moeten bij voorkeur wit blijven, toch is het zo dat vlekken op de voorbenen
niet vermeden kunnen worden. Het is belangrijk te weten dat de kleuren van
de bonte dieren bijna altijd verzwakt zijn, en bij de zwart bonte dieren is
het bepaald moeilijk om witte haren uit de gekleurde delen te houden.
Op Tentoonstelling.
Op onze tentoonstellingen
zien we nog regelmatig Franse Hangoren. De kwaliteit gaat vooruit,
toch mogen we niet stil blijven staan; vooral de losse pels en de
grote wammen bij de voedsters blijven onze aandacht vragen. Streng
selecteren blijft een noodzaak, onmiddellijk succes is niet haalbaar,
wel zal men op langere termijn verbeteringen zien, zoals dit het
geval was met de Vlaamse Reuzen. Ook de keurmeesters moeten meewerken
aan het opbouwend werk van de fokkers en hun werk naar waarde kunnen
inschatten. Het is daarom belangrijk dat de keurmeester de specifieke "raskwalen''
goed kent. Mocht dit kleine werkje de keurmeester en de fokker tot
enig nut geweest zijn in de beoordeling en het fokken van de prachtige
Franse Hangoor dan zou ik zeggen "het was de moeite waard''...
Gaston Verhoeven
A-keurmeester konijnen