Konijnenweetjes

ORDE

Konijnen behoren tot de orde van hazen en haasachtigen.
Het onderscheid wordt gemaakt aan de hand van het gebit, dat totaal verschillend is van dat van knaagdieren.
Sommige rassen hebben een huidplooi in de halsstreek, de wam. Deze is het meest uitgesproken bij oude voedsters.

Verschillen tussen wilde konijnen en hazen:

1.Hazen zijn veel groter: het volwassen gewicht van een haas is ongeveer 4,5 kg, dat van een wild konijntje 2 kg.
2. De oren van een haas zijn langer.
3. De achterpoten (vooral de tibla) van hazen zijn veel langer.

Een "Belgische haas" (eigenlijk is de officiële benaming "Belgisch haaskonijn") is een konijnenras dat qua uitwendige bouw en kleur goed op een haas gelijkt.

Konijn, overzicht in een notendop
(websitelink: dierenkliniek.com)

Er zijn meer dan 50 konijnenrassen. De meeste konijnen in Nederland lopen in het wild rond. Verder worden konijnen als vleesproducenten gefokt. De konijnen die de dierenarts het meest tegenkomt worden als gezelschapsdier gehouden. Deze konijnen variëren van zeer groot (Vlaamse Reus) tot zeer klein (Pooltje). Naast de gewone beharing kennen we ook konijnen met speciale beharing (Angora en Rex).

Levensfasen.

Konijnenjongen worden naakt en blind geboren. De eerste 18 dagen leven ze van moedermelk. Vanaf 14-18 dagen beginnen ze met opname van vast voedsel. Tussen 4 en 12 maanden (afhankelijk van het ras) worden konijnen geslachtsrijp, waarbij de ram (het mannetje) een maand op de voedster (het vrouwtje) achterloopt. De draagtijd van konijnen is 30/31 dagen. Het konijn wordt gemiddeld 5 tot 6 jaar oud, maar dit kan wel tot 12 jaar oplopen!

Huisvesting.

De grootte van de kooi is afhankelijk van het ras en van het aantal dieren dat erin gehouden wordt. Minimale maten voor een, klein konijn zijn 50x40x50 cm (LxBxH). Het materiaal is bij voorkeur glad (hout is minder goed schoon te houden, veel gebruikt wordt plastic, beton en gaas). De kooi moet voldoende kunnen ventileren, vooral om de ammoniakgeuren (uit de urine) laag te houden. Om deze reden, en om de besmettingskans met parasieten te verminderen, moet de bodembedekking 2x per week verschoond worden. De bedekkingslaag moet voldoende dik zijn om urine te absorberen en beschadiging van de hakken te voorkomen.

Kooien, eet- en drinkbakjes moeten gemaakt zijn uit niet-giftig materiaal en bestand zijn tegen knagen. Meestal gebruikt men kooien die volledig of deels gemaakt zijn van plastic met of zonder tralies. Houten kooien kunnen gebruikt worden, maar zijn eerder moeilijk proper te houden. De afmetingen van de kooien hangen af van het te houden ras. Meestal worden konijnen gehouden op strooisel. Een voldoende dikke laag neemt goed de urine op.

Indien de dieren te lang gehouden worden op een eerder klein oppervlak kunnen verveling, te veel eten (met overgewicht tot gevolg), gebrek aan beweging of spijsverteringsproblemen optreden. Dit kan tegengegaan worden door de dieren een grote kooi te geven (eventueel met verschillende verdiepingen), hooi te voorzien, te zorgen voor een kooigenoot of speelgoed. Het konijn kan eventueel vrij rondlopen in huis, maar in dit geval moeten wel de nodige voorzorgen worden genomen.

Eerst en vooral moet er voor gezorgd worden dat de dieren niet aan elektrische leidingen kunnen knagen. Dit kan gebeuren door de leidingen te omhullen met hard en stevig plastic of deze leidingen of stopcontacten te verschuilen achter meubels zodat de dieren er niet bij kunnen.

Planten moeten uit de buurt van de dieren worden gehouden. Let er ook op dat de dieren niet beginnen te knagen aan synthetische stoffen zoals bijvoorbeeld tapijt omdat deze zaken het spijsverteringsstelsel kunnen blokkeren. Dit kan u vermijden door het dier “natuurlijke materialen” te geven om aan te kangen zoals hooi, hout of strooien matten.

Voeding.

De meeste konijnen krijgen brokjes te eten. Hierin zit alles wat ze nodig hebben. Daarnaast is goed hooi erg belangrijk voor het konijn. Groenvoer mag (met mate!) altijd bijgevoerd worden. In principe mogen konijnen zoveel eten als ze willen (bij gemengd voer wel opletten dat ze alle bestanddelen in de goede hoeveelheid opeten).

Dagelijkse voederopname (droge konijnenkorrel): 5% van het lichaamsgewicht.
Drankopname: 10% van het lichaamsgewicht.
Uitzondering: zogende voedsters nemen veel meer voeder en water op.
De totale wateropname is afhankelijk van het aantal jongen en het tijdstip in de lactatie, en bedraagt gemakkelijk meer dan, 1 liter per dag.
De maximum melkproductie is op ongeveer 3 weken p.p.

Invloed van het ruwe celstof-gehalte op de gezondheid van de dieren.

Cellulose wordt praktisch niet verteerd maar is noodzakelijk als ballast voor een goede darmwerking. Daarbij mag de vezel niet te fijn gemalen zijn. Anderzijds zal de korrel gemakkelijk breken als de vezels niet fijn gemalen zijn zodat hier een optimum moet nagestreefd worden. Bij te laag ruwe celstofgehalte of te fijn gemalen vezels verhoogt het risico op diarree als gevolg van de vertraagde darmpassage. Dit wordt zeer vaak vastgesteld in de praktijk, alhoewel bij laboratoriumproeven aangetoond werd dat extreem lage cellulose-gehalten geen sterfte gaven, wel groeivertraging. Ook kan men de spijsverteringsstoornissen niet uitsluiten door een optimaal gehalte aan ruwe celstof, alleen de frequentie verminderen.

Aflatoxicose.

Konijnen zijn zeer gevoelig aan aflatoxines, even gevoelig als eenden.
Daarom worden bepaalde voedermiddelen best niet gebruikt (aardnootschroot), andere zoals Luzerne en maïs kunnen er ook bevatten. Bij experimenten is gebleken dat konijnen beschimmeld voeder meestal weigeren.

Voeders verkrijgbaar in de kleinhandel die bestemd zijn voor hamsters en muizen zijn niet geschikt voor konijnen. Caviavoeders kunnen wel gebruikt worden; omgekeerd is konijnenvoeder niet geschikt voor cavia's omdat cavia's vitamine C nodig hebben. (Ook caviavoeder dat enkele maanden oud is bevat niet meer voldoende vitamine C).

Als drank moet aan gespeende konijnen enkel water gegeven worden, geen melk. Sommige konijnen drinken weinig of niets, vooral als ze veel groenvoer krijgen. Toch moet altijd een bakje fris water ter beschikking gesteld worden.

Nadelen van het bijvoederen van groenvoer kunnen zijn.

risico's van parasitaire ziekten zoals toxoplasmose, cysticercose, maagwormen, leverbot

Caecotrofie.

Dit is iets specifieks voor konijnen. Wat is het: de inhoud van de dikke darm wordt in trosjes van kleine donkere keutels omhuld met wat slijm uitgepoept en weer opgegeten (recycling dus!). Door deze heropname voldoet het konijn voor 20% aan zijn eiwitbehoefte en voor 100% aan zijn behoefte aan Vitamine B en K.

Oppakken.

Het is heel belangrijk dat konijnen rustig worden benaderd en opgepakt. Bij het oppakken moeten de achterpoten ondersteund worden. Dit is zo belangrijk omdat konijnen bij schrikken of spartelen, door hun zeer krachtige rugspieren, hun rug kunnen breken of kneuzen!

U kunt het beste beginnen met de dieren te aaien over de kop. Vermijd uw handen aan te bieden aan het konijn zoals u zou doen bij een hond of kat omdat dit een aanval kan uitlokken.

Een konijn dat nog niet handtam is kunt u oppakken bij het losse rugvel (nooit bij de oren !!) waarbij u de achterpoten ondersteunt. Om het dier enkele meters te verplaatsen, wordt het gewoon horizontaal op de tegen het lichaam gehouden onderarm geplaatst en tegen het lichaam gedrukt. De kop van het dier wordt hierbij tegen de elleboogplooi gehouden.

Een handtam konijn kan opgetild worden door de rechterhand te plaatsen langs de rechterzijde van het dier, en vervolgens de rechterhand te plaatsen onder de borst van het dier. Dan kunt u met de linkerhand de achterhand ondersteunen wanneer u het dier gaat optillen. Denk eraan het dier altijd dicht tegen het lichaam te houden wat het diertje een veilig gevoel geeft.

Ziekten die het konijn kunnen treffen

Virussen.

Er zijn 2 virusziekten die vaker voorkomen en waar ook voor gevaccineerd kan worden:

  • Myxomatose. Dit virus kan door stekende insecten worden overgebracht. Soms blijven de verschijnselen beperkt tot wat gestuwde oogleden en oren, waarbij ev ook een abortus kan optreden. Bij het klassieke beeld ontstaan er verdikkingen en pseudo-tumoren (de myxomen) op de kop. Dan zwelt de kop in zijn geheel op. Ook de regio rond de anus en genitalion kan aangetast raken. Vaak worden de processen geïnfecteerd door bacteriën. De ziekte heeft een dodelijk verloop. Vaccinatie start op 3-4 maanden leeftijd en moet elke 6 maanden worden herhaald.
  • VHD (Viral Hemorrhagic Disease). Het virus komt veel voor bij wilde konijnen. Veelal kent deze ziekte een snel verloop en sterven de konijnen zonder dat verschijnselen opvallen. Bij een trager verloop zien we bloederige neusuitvloeiing en ademhalingsproblemen. Er is geen behandeling mogelijk. Genezen dieren hebben een immuniteit gedurende 6 maanden. Vaccinatie geschiedt elke 6 maanden, dieren onder de 12 weken moeten na 3 weken herhaald gevaccineerd worden.

Parasieten.

In de darmen of galgangen komen nog wel eens coccidion voor. Verschijnselen variëren van vermageren en/of diarree tot plotse sterfte. De diagnose wordt gesteld door mest te onderzoeken op de o"cysten (soort eieren).
Behandeling geschiedt door het toedienen van Sulfa-preparaten. Preventie: goede hygiëne, zorg dat het hok droog blijft.
Soms wordt de lever aangetast door migrerende larven van de hondenlintworm (Cysticercose). Dit komt vooral voor als ze gevoerd worden met gras van plaatsen waar honden worden uitgelaten. Er is geen behandeling mogelijk.
Schurftmijt kan bij het konijn in de huid en in de oren voorkomen. Verschijnselen: korsten, die gepaard gaan met jeuk. In de oren vaak nattig.
Behandelen kan door wassen of injecties met Ivermectine, de oren worden meestal locaal met zalf behandeld. Ook de omgeving moet goed gereinigd worden.
Vlooien en luizen kunnen ook veel jeuk geven, ze worden bestreden door de konijnen te wassen met Pulvex shampoo.

Besmettelijke snot.

Besmettelijke snot (pasteurella multocida) komt veel voor bij konijnen. Veel konijnen hebben deze bacterie bij zich zonder er last van te hebben. Door stress of andere ziekten kan deze bacterie echter ziekte geven. Verschijnselen variëren van snot (eerst waterig, later pussig met korsten) uit de neus tot longontsteking. Ook kunnen er bij deze ziekte voortplantingsstoornissen voorkomen. Behandeling. Als op tijd een behandeling met antibiotica wordt ingesteld is het konijn goed te helpen. Helaas is de ziekte vaak al snel te ver voortgescheden en overlijdt het konijn aan de longontsteking.

Maagoverlading/haarballen.

Door opname van teveel voedsel ineens kan de maag overladen. Bij verveling of bij gebrek aan voldoende ruwvoer (hooi) kan het (overmatig) opgelikte haar in de maag oprollen tot haarballen. Beide problemen kunnen in lichte gevallen met laxeermiddelen opgelost worden. In zwaardere gevallen is er vaak chirurgie nodig.

Diarree.

Diarree komt niet zo vaak voor bij individueel gehouden konijnen. wel hebben ze nogal eens een wat plakkerige ontlasting. Diverse bacteriën kunnen deze problemen veroorzaken. Een korte kuur antibiotica, gecombineerd met het toevoegen van lactobacillen (Biogarde bv), lost deze problemen vaak op.

Doorgroeiende tanden en/of kiezen.

Konijnen hebben tanden en kiezen die altijd doorgroeien en op lengte blijven doordat ze tegen elkaar afslijten. Regelmatig verloopt dit slijtingsproces niet geheel goed. Meestal betreft het dan de snijtanden, doordat het konijn een 'centenbakkie' heeft. De beste oplossing is het bijslijpen van deze lange tanden. Aangezien dit meestal onder narcose moet gebeuren worden ze meestal geknipt. Ook de kiezen kunnen niet goed op elkaar 'afgesteld' staan. Hierdoor ontstaan haken aan de zijkanten. Deze haken zorgen ervoor dat het konijn niet goed meer kan kauwen en geven schade aan wangen en tong. De behandeling hiervoor is alleen mogelijk onder narcose: de haken worden bijgeslepen en vaak krijgt het konijn een korte kuur antibiotica voor de wondjes mee. Dit zijn helaas altijd tijdelijke oplossingen, de foute bouw is helaas niet te corrigeren.

Huid.

De huid onder de oogleden kan nogal eens ontstoken raken doordat de ogen tengevolge van tocht een waterige ontsteking oplopen. Behandeling bestaat uit het zalven van ogen en huid.
Op diverse plekken (meest kop/keel en hakken) kunnen er abcessen in de huid ontstaan. Als deze niet gelijk goed geopend en opgeschoond worden zijn ze moeilijk te genezen. Naast het uitspoelen wordt het konijn met antibiotica behandeld.

Draainek.

Dit is een aandoening die meestal door een aantasting van het middenoor wordt veroorzaakt, bv vanuit een oorschurft infectie. Ook kan de oorzaak in de hersenen liggen. De dieren kunnen hun hoofd niet meer in de normale positie houden, maar hebben het gedraaid of in de nek liggen. oorzaak moet natuurlijk behandeld worden, maar lang niet altijd komt het hoofd weer in de normale positie terug. Of het dier hier goed mee verder kan leven hangt vooral van de mogelijkheid tot voeropname af.

Verlamde achterhand.

Dit wordt meestal veroorzaakt door een verdraaiing van de wervelkolom (zie hanteren). Lichte gevallen kunnen met een ondersteunende behandeling van corticosteroïden en Vitamine B herstellen. In ernstiger gevallen (geen verbetering in 48 uur) wordt euthanasie aangeraden.

Epilepsie.

Kan een erfelijke aandoening zijn bij witte rassen met blauwe ogen. Er is bij konijnen geen behandeling bekend. Met deze dieren mag niet gefokt worden.

Een van de meest waarschijnlijke oorzaken van epilepsie bij konijnen is Encephalitozoonose. dit is een parasiet die letsels thv nier, oog en hersenen kan veroorzaken. Het is iets dat heel vaak voorkomt maar vaak niet wordt gediagnosticeerd.

Nog enkele raadgevingen.

Denk eraan de dieren in een tochtvrije omgeving te houden en plotse temperatuurschommelingen te vermijden. Zorg er ook altijd voor dat de dieren dagelijks hooi en groenvoer krijgen. Konijnen zijn heel gevoelig aan storingen van het spijsverteringstelsel en als de dieren minder of niet meer willen eten moet hier direct de nodige aandacht aan besteed worden.

Indien u merkt dat uw dier niet meer wil eten of drinken, vermagert, ademhalingsproblemen of bewegingsstoornissen vertoont, zijn/haar vacht niet meer in conditie is of indien u andere abnormale zaken opmerkt, kunt u beter bij uw dierenarts langs gaan.

NOG ENKELE FYSIOLOGISCHE BIJZONDERHEDEN.

Temperatuur : 39°'C. Polsslag : ± 300 per minuut. Ademhalingsfrequentie : 32 - 60 per minuut.
Cyclus : de ovulatie wordt geïnduceerd door de paring
Drachtduur gemiddeld 31 á 32 dagen.
Worpgrootte 1 - 12 jongen afhankelijk van het ras. Kleine rassen hebben kleine nesten.
Levensduur : 10 à 11 jaar

Het spijsverteringsstelsel.

De maag is groot en dunwandig. De relatief platte en lange milt (2 4 cm lang) ligt ertegenaan. Het duodenum is relatief lang. De pancreas is diffuus en moeilijk te vinden in het vetweefsel. Het meest bijzondere is het zeer grote caecum.. Het caecum gaat geleidelijk over in het colon. In het rectum monden twee anale klieren uit.
De fysiologie van de spijsvertering is bij konijnen zeer bijzonder in vergelijking met andere huisdieren, door het verschijnsel van caecotrofie. In het opvallend grote caecum van konijnen gebeurt een proces dat plus minus vergelijkbaar is met de vertering in de voormagen van herkauwers, namelijk de omzetting van plantaardig eiwit in hoogwaardig bacterieel eiwit en de vertering van ruwvezel. In het begin van het colon gebeurt dan een differentiatie in twee soorten keuteltjes: de "harde keuteltjes", die rijk zijn aan onverteerde ruwvezel en gewoon uitgescheiden worden en de "zachte keuteltjes" of caecotrofen die rijker zijn aan water en micro-organismen. Deze caecotrofen worden uitgescheiden in pakketjes van 2 - 3 cm lang en rechtstreeks aan de anus opgenomen.
Het caecotrofie-proces functioneert onder invloed van de bijnierhormonen. Algemeen wordt aangenomen dat stresssituaties de vorming van caecotrofen verhinderen en dus een ongunstige invloed hebben op de spijsvertering.

Het urogenitaalstelsel.

De uterus heeft 2 hoornen en 2 afzonderlijke cervixen. De placenta is van het hemochoriaal type. Dit heeft voor gevolg dat er een zeer nauw contact is tussen de maternale en de foetale bloedsomloop (zoals bij de mens).
Hierdoor is het mogelijk dat het konijn tweemaal werpt met een tussenpoze van minder dan de normale draagtijd van 30 à 31 dagen. Beide worpen zijn levensvatbaar.
Bij het mannelijk dier zakken de testikels rond de 3 maanden. Voor die leeftijd is castratie onmogelijk. De testikels kunnen opgetrokken worden tot in de buikholte.