GEDRAG VAN HET TAMME KONIJN

Vele eigenaardigheden in het gedrag van tamme konijnen kunnen verklaard worden door de psychologie van de wilde soortgenoten. Een wild konijn leeft in groepen (kolonies), met een duidelijke rangorde zowel onder de rammetjes als onder de voedsters. De rammetjes hebben elk een vast wijfje; deze die bovenaan in de hiërarchie staan hebben daarnaast dikwijls nog een maîtresse De gangen worden gegraven door drachtige wijfjes, om er hun nest te bouwen. Dit verklaart negatieve ervaringen met koloniekweek (één ram voor een tiental voedsters): ten eerste zullen de wijfjes die moeten werpen vechten voor dezelfde nestgelegenheid, en ten tweede kiest de ram zich enkele voedsters en wordt de rest niet gedekt.

Zindelijkheid : gewoonlijk is een konijn zeer zindelijk en deponeert zijn keuteltjes en urine steeds op dezelfde plaats. Volwassen rammen echter markeren hun territorium door op bepaalde punten met de kin tegenaan te wrijven (onderaan de kin zitten kliertjes die een geurende stof afscheiden) en door het verspreid deponeren van sterk ruikende keuteltjes.

Graven van gangen: dit kan hinderlijk zijn bij konijnen die vrij rondlopen in de tuin. Om ontsnappen te voorkomen moet de tuin afgegrensd zijn door betonplaten of dichte traliedraad tot 30 cm onder de grond. Alleen wijfjes graven echte diepe gangen.

Het tam maken gaat gewoonlijk nogal vlot, bij sommige rassen lukt het echter beter dan bij anderen en er zijn ook grote individuele verschillen. Dwergkonijntjes zijn nerveus en kunnen soms agressief zijn. Hangoorkonijnen zijn nogal loom en dikwijls gemakkelijk handtam te maken. Wilde konijnen en kruisingen van tamme en wilde konijnen zijn niet te temmen; het is zelfs praktisch onmogelijk ze in een afgesloten ruimte te houden. Konijnen kunnen met allerlei dieren in één ruimte samengehouden worden, voor zover deze andere dieren zich daartoe lenen (bvb. Honden). Met cavia's zijn er zeker geen problemen.

Twee konijnen samen in één kooi kunnen wel problemen geven. De gevechten kunnen leiden tot mutilatie, vooral aan kop en oren, en ook tot castratie (mannelijke dieren onderling of vrouwelijke bij mannelijke). Preventieve castratie van de mannetjes sluit niet uit dat het toch tot gevechten kan komen. Sommige rassen, voornamelijk de Witte Nieuw Zeelander, zijn veel minder agressief tegen soortgenoten dan andere rassen.

Alarmsignalen. Wanneer er gevaar dreigt zal een wild konijn zijn soortgenoten verwittigen door hard met de achterpoten op de grond te slaan. Hetzelfde doet zich voor in konijnenstallen, wanneer er een vreemde persoon binnenkomt bijvoorbeeld ; het ene konijn na het andere slaat alarm. Een dier in doodsangst schreeuwt, wat een door merg en been dringend geluid voortbrengt. Als reactie daarop houden alle konijnen die dit gegil horen zich muisstil. Ook konijnen in ademnood kunnen schreeuwen op dezelfde manier (bij pneumonie bvb.)

De typische uiting van pijn is knarsetanden.